Hieronder vind je een oefening waardoor je op een associatieve manier in contact komt met de beelden die jij hebt van jouw eigen organisatie of van een client-organisatie waar je mee werkt.

Op deze wijze gebruik je niet alleen je linker hersenhelft die jou voorziet van woorden, logica, nummers en structuren maar ook je rechter hersenhelft die o.a. inspeelt op je verbeelding, ritmes in beeld en geluid, kleur en diepte en grotere structuren.

Deze oefening geeft een idee hoe wij in psychodynamisch systeemdenken Rollen en beelden van organisaties niet alleen rationeel maar ook aan een intuitieve beschouwing onderwerpen, waardoor onbewuste lagen in jouw denken over jezelf en jouw Rol in je organisatie oplichten en toegankelijk worden voor verdiepende reflectie.

De beelden in mijn hoofd en de betekenis daarvan voor wat ik wil en doe in mijn (client) organisatie.

  • Vind een rustige plek voor jezelf en neem tijd om te gronden, je adem in rust te krijgen en waar te nemen wat je lichaam voelt in het contact met de grond, de stoel en de ruimte om je heen
  • Denk aan jouw relatie met jouw organisatie of met een organisatie waarmee je werkt.
  • Beschrijf die organisatie in jouw gedachten. Met wie ben je aan het werk, wat zijn de relevante personen en hoe verhoudt je je tot hen?
  • Stel deze organisatie voor als een levend wezen. Een dier waarmee je kan communiceren of een ding waarmee je kan communiceren.
    Gebruik al je zintuigen daarbij; hoe ziet het eruit, hoe ruikt het, klinkt het, voelt het aan?
  • Pak dan een pen en schrijf vanuit het perspectief van dat wezen 10 zinnen op beginnend met de zin: ‘ik ben geboren om ……’
  • Ga vervolgens een conversatie met dat wezen aan en schrijf de dialoog die je voert op. Neem daar 10 minuten voor en rondt het daarna op papier af.
  • Onderzoek wat je denkt, voelt en ervaart na afronding van die conversatie die je hebt beschreven.
  • Kijk of je in 30 seconden een tekening kan maken van het beeld zoals je jezelf nu ervaart.
  • Wat zegt dit beeld over hoe jij jezelf verhoudt tot de organisatie?
  • In welke mate is het perspectief dat je nu krijgt aan je bekend, en in welke mate is het een nieuw / veranderd perspectief?
  • Wat is het cruciale feit dat maakt dat je nu zo tegen de organisatie en jouw rol daarin aankijkt?
  • Wat zegt het perspectief je over wat jij te doen hebt in de organisatie.